De geschiedenis van de abdij

Loven Boven

Leuven, de eerste hoofdstad van het oude hertogdom Brabant en de huidige hoofdstad van de provincie Vlaams-Brabant, is gelegen in het hart van deze provincie. Ten noorden van de stad, nabij de plaats waar de Voer in de Dijle uitmondt, ligt een steile ijzersteenachtige heuvel: de "Keizersberg". Van de drie kastelen die in de stad Leuven achtereenvolgens gebouwd werden, dateert het eerste uit de 9e eeuw. In het begin van de 11e eeuw ontwikkelde de stad zich rond het tweede grafelijke slot. Twee eeuwen later gaven de graven van Leuven er de voorkeur aan de stadskern te verlaten. Ze trokken een derde kasteel op boven op de heuvel, die sindsdien de "Borgberch" genoemd werd, nu de "Keizersberg".

De wevers zorgden voor de eerste economische opbloei van de stad. In 1425 werd de universiteit gesticht, die zorgde voor de wereldwijde uitstraling van Leuven. Daarenboven heeft de stad twee standaardvoorbeelden van Vlaams-gotische bouwkunst: de collegiale Sint-Pieterskerk en het stadhuis. Leuven heeft altijd opengestaan voor kloostergemeenschappen en voor jonge religieuzen die colleges wensten te volgen aan de "Alma Mater". Het Leuvense kon zich dan ook beroemen op vermaarde abdijen: Sint-Geertrui, Park, Vlierbeek, La Vignette.

Voorgeschiedenis: "Keizersberg" - Het kasteel

Omstreeks 1414 vermeldt Hennen van Merchtenen in zijn "Cronijcke van Brabant", een oude legende: Julius Caesar zou te Leuven het huwelijksfeest van zijn nicht Suena met de Antwerpse held Brabo bijgewoond hebben en "na der hant, dedi daer sekerliche op den berch .I. castel maeken". Wou van Merchtenen met deze legende de toen reeds gebruikte naam van de heuvel een verklaring geven? De juistheid van deze verklaring is echer twijfelachtig, daar de kroniek schijnt terug te gaan op oudere legendarische bronnen.

Wat wel vaststaat, is dat Hendrik I, graaf van Leuven, in de jaren 1230-1232 op de noordelijke stadsheuvel een burcht liet optrekken. Een grafelijke residentie buiten de stadsmuren, dit om de onafhankelijkheid van haar bewoners te vrijwaren en hun macht tegenover de poorters te bevestigen. In 1357 omsloot de nieuwe ringmuur het kasteel. Maar de burgers van Leuven beschouwden de burcht slechts als één van de residenties van hun hertog. Inderdaad, Brabant was hertogdom geworden, met Leuven als hoofdstad.

In 1430 werden op de burcht van Leuven de Staten van Brabant gehouden, die Filips de Goede, hertog van Bourgondië, de rechten verleende als erfgenaam van het hertogdom Brabant. In het begin van de 16e eeuw, toen hij nog kind was, kwam de latere Keizer Karel V er soms verblijf nemen met zijn zusters. De deken van Sint-Pieter, Adrianus Florizoon, de latere paus Adrianus VI, gaf hem lessen. In de rekenboeken van het domein van Leuven lezen we dat er voor het vermaak van de kinderen een dierentuin was aangelegd. Toen Karel keizer werd, liet hij de burcht te Leuven uitbreiden en verfraaien. De humanisten van de universiteit gaven aan het kasteel de vleiende naam "Castrum Caesaris", het slot van de keizer; en het volk sprak van de "burch ons Heren Keizers". De zorg voor het slot werd voortaan aan kasteelheren toevertrouwd, o.a. aan de beroemde humanist Erycius Puteanus, die in 1618 de aartshertogen Albrecht en Isabella in de burcht mocht ontvangen.

Nadien begon het verval van het kasteel. In 1782 beval keizer Jozef II dan ook dat alles zou worden verkocht en afgebroken. De verkoopakte, met het grote keizerlijke zegel, berust thans in het archief van de huidige abdij. Alleen de schoormuur en de 36 meter diepe waterput bleven gespaard. De torens en het keizerlijk verblijf werden volledig met de grond gelijk gemaakt, zelfs de funderingen werden uitgegraven. Het domein viel ten prooi aan verkaveling.

De Commanderij

De geschiedenis van de heuvel werd niet enkel gemaakt door het kasteel (links op de afbeelding). Aan de oostelijke zijde van de heuvel, "Wolvenberg" genoemd, bouwden de graven van Leuven in 1187 een huis voor de Tempelridders (rechts op de afbeelding). Bij de opheffing van de orde in 1312 kwamen de Hospitaalridders van Sint-Jan hen vervangen. De kapel die bij dit huis hoorde, stond onder bescherming van Sint-Jan-de-Doper. Deze kapel werd in 1454 vervangen door een nieuwe gotische kerk. De spits van de kerktoren kreeg een renovatie in 1641. Men kan ze onmiddellijk herkennen op heel wat oude gravuren uit die tijd. In 1798 seculariseerde het Franse bewind de oude commanderij. De gebouwen werden aan kleine tuinbouwers verkocht en de kerk werd afgebroken

Bij het oprichten van de abdij zal de eerste abt, Dom Robert de Kerchove, de overblijfselen van de commanderij benutten als werkplaats en boerderij voor de abdij. Deze overblijfselen werden tijdens het nachtelijke bombardement van mei 1944 helemaal vernield.